Problemen in de klas
Pesten is een vervelend probleem. Het is de bedoeling van alle scholen om een veilige omgeving te zijn waar kinderen samen kunnen spelen en leren. Omdat die veiligheid zo belangrijk is, zijn scholen wettelijk verplicht om ervoor te zorgen dat er een persoon verantwoordelijk is voor een anti-pestbeleid. Ook moeten scholen ervoor zorgen dat er een aanspreekpunt is met wie ouders en kinderen over pesten kunnen praten.
De eerste stap in het geval van pestproblematiek is altijd: ga in gesprek met de leerkracht. Maak in dat geval een afspraak met de leerkracht en vertel waarom je in gesprek wilt. Bedenk voor jezelf of je het prettig vindt om iemand mee te nemen naar dit gesprek. Als je iemand meeneemt, vertel dit dan ook aan de leerkracht.
Wat is er aan de hand?
Als het kan en het voelt goed, zet dan samen met je kind op een rij wat er precies gebeurt en verzamel eventueel ‘bewijsmateriaal’. Je kunt – zeker bij oudere kinderen, maar ook bij jongere kinderen – overwegen dat je kind in gesprek gaat met de leerkracht, waarbij jij als ouder aanwezig bent als steun voor je kind. De volgende vragen zijn de eerste stap bij het voorbereiden van het gesprek. Hiermee kun je mogelijk beter zicht krijgen op wat er speelt.
- Wie pest jouw kind en op welke manier?
- Op welke momenten gebeurt het?
- Heeft jouw kind het gevoel dat het invloed kan uitoefenen?
- Wat heeft je kind al gedaan om het pesten te stoppen?
- Wat is succesvol, wat niet?
Probeer daarnaast aandacht te schenken aan de uitzonderingen.
- Zijn er momenten dat je kind geen last heeft van het pesten?
- Wie doen er niet mee aan het pesten?
- Door wie voelt je kind zich gesteund?
Ook belangrijk om op een rijtje te zetten:
- Wat merk je zelf aan je kind?
- Wat is de invloed van het pesten op:
- het gedrag thuis?
- de schoolresultaten?
- de zin om naar school te gaan?
De voorbereiding van het gesprek
Als je zicht hebt op wat er aan de hand is, kun je je voorbereiden op het gesprek. De volgende vragen zijn gericht op zicht krijgen op wat je met het gesprek wil bereiken.
- Wat zou je willen dat het gesprek jou of je kind gaat opleveren?
- Met welke voorbeelden kun je duidelijk maken dat je kind wordt gepest?
- Welke informatie heb je van de leerkracht nodig?
Mogelijke vragen die je aan de leerkracht kunt stellen:
- Herkent de leerkracht het pestprobleem?
- Hoe kijkt hij/zij er tegenaan?
- Ziet de leerkracht dat je kind niet gelukkig is op school en zich niet veilig voelt? En vertaalt dit zich naar de schoolresultaten?
- Wat kan de leerkracht doen om de sociale situatie van je kind en de gehele klas te verbeteren?
- Is het mogelijk om met een anti-pestprogramma de sociale veiligheid van kinderen te vergroten?
Pestprotocol
Het liefst willen scholen pestproblematiek voorkomen. Veel scholen hebben hier een bepaalde aanpak voor. Welke aanpak de school van jouw kind hanteert, staat in de schoolgids en/of op de website van de school. Je kunt er natuurlijk ook naar vragen bij de leerkracht. Ook heeft iedere school verplicht een ‘pestprotocol’. Hierin staan alle stappen die de school onderneemt als er sprake is van pestgedrag. Ook vind je hier wie er in en om de school betrokken kan worden bij het oplossen van pestproblemen. Vraag zo nodig naar dit protocol.
Hoe verder?
Bedenk hoe jij het prettig vindt om samen met de leerkracht op te blijven letten of het pesten ophoudt. Hoe en wanneer je elkaar informeert over belangrijke inzichten in het minder maken van het pesten. En wat je doet als jij of de leerkracht merken dat het pesten weer begint.
Mocht je bij de leerkracht geen gehoor vinden, dan kun je terecht bij de anti-pestcoördinator, of iemand die hetzelfde doet onder een andere naam. Hij of zij weet welke afspraken er in de school zijn gemaakt over omgaan met pestproblematiek. Meestal is de intern begeleider ook anti-pestcoördinator, maar soms heeft een van de leerkrachten deze taak. Je kunt de anti-pestcoördinator altijd vragen om mee te denken.
Nog meer weten? Neem een kijkje op de website van Ouders en Onderwijs over dit onderwerp.
Ieder kind heeft weleens geen zin om naar school te gaan en vaak verdwijnt dit weer. Als je merkt dat je kind langere tijd met tegenzin naar school gaat, ga dan voor jezelf eens na wat je ziet bij je kind. Waardoor denk jij dat je kind met tegenzin naar school gaat?
- Wat merk jij aan je kind?
- Kun je voorbeelden bedenken?
- Wanneer is het begonnen?
- Zijn er uitzonderingen?
- Wat denk je dat er aan de hand is?
Bespreek vervolgens op een rustig moment wat je de laatste tijd ziet bij je kind en onderzoek samen of er inderdaad iets aan de hand is.
- Vertel dat je nieuwsgierig bent, omdat je de laatste tijd iets opvalt aan het gedrag van je kind. Beschrijf wat je je kind ziet doen en vraag of hij/zij het herkent.
- Geef aan dat je de indruk krijgt dat het met tegenzin naar school gaat en vraag of dat klopt. Als dat klopt, maak dan samen een lijstje van de dingen waar je kind blij van wordt op school en wat het lastig vindt. Als dat niet klopt, vraag dan of er mogelijk iets anders aan de hand is.
- Onderzoek samen: zijn er momenten waarop je kind minder of geen last heeft van de tegenzin heeft? En wat of wie kunnen je kind steunen om de tegenzin kleiner te maken?
Bespreek ook met je kind of het een goed idee is de leerkracht te informeren over wat het kind prettig en minder prettig vindt op school. Ook een leerkracht wil graag dat je kind met plezier naar school komt.
Veelvoorkomende redenen voor tegenzin
Je kind ‘haakt af’, omdat hij of zij het niet kan volgen. Bijvoorbeeld omdat de leerstof te moeilijk is: het gaat te snel of je kind begrijpt de uitleg niet. Ook kan het zo zijn dat de leerstof te gemakkelijk is en je kind zich verveelt.
Misschien is er iets aan de hand in het contact met andere leerlingen. Denk aan pestproblematiek, buitensluiting of ‘gedoe’ met vriendjes of vriendinnetjes. Of er is iets aan de hand in het contact met de leerkracht.
Het allerbelangrijkst is om samen met de leerkracht te kijken wat er zou kunnen spelen en wat nodig is om je kind weer met plezier naar school te laten gaan.
Hoe verder?
Bedenk hoe jij het prettig vindt om samen met de leerkracht op te blijven letten of de tegenzin minder wordt. Overleg ook hoe en wanneer je elkaar informeert over belangrijke inzichten in het vergroten van het plezier. En maak afspraken over wat je doet als jij of de leerkracht merken dat de tegenzin niet verdwijnt, of terugkomt.
Als de tegenzin blijft of terugkomt, kun je de intern begeleider betrekken bij het gesprek over mogelijke oorzaken en oplossingen. De IB’er kan samen met jou (en je kind) en de leerkracht in kaart brengen wat er al is geprobeerd en welke mogelijkheden er nog zijn.
Denk daarnaast na over hoe je een kring van mensen om je heen kunt verzamelen die je snappen en (onder)steunen. Mensen die begrijpen waarover je het hebt, met wie je je ervaringen kunt delen, die eventueel met je willen en kunnen meedenken.
Iemand van buiten school
Soms is het fijn als er een deskundige meedenkt van buiten de school. Aan iedere school is een Jeugd- en Gezinscoach (CJG-coach) verbonden. De coach is er om ouders te ondersteunen bij alle vragen die te maken hebben met opvoeding, hoe groot of klein ook. Je kunt met de school en de CJG-coach in gesprek gaan om te onderzoeken op welke manier jouw kind en jij als ouder het beste geholpen kunnen worden. Natuurlijk kun je ook altijd contact zoeken met een onderwijscoach van het samenwerkingsverband.
Kinderen leren in een eigen tempo op verschillende manieren. Als je merkt of denkt dat je kind het minder goed doet dan zijn of haar klasgenoten en je maakt je zorgen, blijf daar dan niet te lang mee rondlopen. Maak een afspraak met de leerkracht om op een rustig moment met elkaar te praten. Vertel ook waarom je het gesprek wilt, zodat de leerkracht zich kan voorbereiden. Als het nodig is, kun je zorgen dat iemand anders bij het gesprek aanwezig is.
Mogelijk is dit een eenmalig gesprek en ga je gerustgesteld naar huis. Het kan ook zo zijn dat dit het begin is van een reeks gesprekken waarin je samen met school op weg gaat om passend onderwijs voor je kind te organiseren.
Veilig een gesprek voeren
Het is fijn als je je veilig voelt tijdens de gesprekken met school en dat er duidelijkheid is over de weg die jullie samen willen volgen. Ook is het belangrijk dat tijdens de gesprekken goed wordt afgestemd tussen jouw ervaringen met jouw kind, en die van de leerkracht. Zodat je kind zich door jullie samenwerking zo goed mogelijk kan ontwikkelen tijdens zijn of haar schoolloopbaan.
De volgende vragen kunnen je helpen bij het voorbereiden van deze afspraak.
- Wat wil je dat het gesprek gaat opleveren?
- Wat maakt dat je de indruk hebt dat je kind het minder goed doet?
- Kun je hier een paar voorbeelden van geven, om je zorgen te verduidelijken?
- Welke informatie heb jij nodig van de leerkracht om een beeld te krijgen van hoe het met je kind op school gaat?
Denken in mogelijkheden
Als je praat over de zorgen rondom de ontwikkeling van het kind, komt bijna automatisch de focus op de problemen te liggen. Oplossingen liggen soms niet bij het probleem, maar juist bij de mogelijkheden van je kind. Probeer met de leerkracht daarom ook zicht te krijgen op de mogelijkheden van je kind, jezelf en de school. De volgende vragen kunnen je helpen om in het gesprek hier aandacht voor te vragen.
- Waar is jouw kind goed in?
- Wat heeft je kind nodig om zich lekker te voelen?
- Welke mogelijkheden zie jij voor je kind?
Tot slot
Bedenk hoe jij het prettig vindt om samen met de leerkracht op te blijven letten of je kind zich blijft ontwikkelen op het niveau dat bij hem past. En plezier heeft én houdt in school. Spreek ook samen af hoe en wanneer je aan de belt kunt trekken als je merkt dat het niet goed gaat. Daarnaast kan het helpen om te bedenken hoe je mensen om je heen verzamelt met wie je ervaringen kunt delen en die met je willen meedenken.